Wat meet de 4 S-en test?
De 4 S-en test meet de deelnamebekwaamheid van kinderen in beweeg- en spelsituaties. Denk aan de lessen bewegingsonderwijs/LO, buiten spelen en deelnemen aan sportverenigingen.
Er worden 4 vaardigheidslijnen van de grote motoriek in beeld gebracht, allen beginnend met de letter S.
Binnen elke vaardigheidslijn wordt een score behaald.
Deze score bestaat uit een aantal maanden voorsprong of achterstand. Bijvoorbeeld een kind van 6 jaar en 6 maanden behaalt bij Stuiten een hoogste score van 7 jaar. Deze score wordt berekend met een voorsprong van 6 maanden.
Tabel 1 berekening
In de tabel wordt weging van de verschillende vaardigheden weergegeven.
De optelsom van de verschillende scores en factoren levert een zorgindicatie op. De zorgindicatie wordt berekend op basis van de som van 6 – 8 verschillende scores. Deze 6 – 8 scores komen voort uit de 4 S-en test.
Niet alle onderdelen tellen even zwaar mee.
Er wordt een vermenigvuldiging toegepast op basis van de last die een gemiddeld kind zal ervaren in spel- en beweegsituaties in Nederland.
Zo telt bijvoorbeeld de score voor het onderdeel Springen-Kracht dubbel. Deze vaardigheid is het meest dominant in onze bewegingscultuur.
Kinderen met een hoge score bij Springen –Kracht hebben i.h.a. weinig moeite met activiteiten waar snelheid en wendbaarheid van belang zijn. Rond de 80% van het aanbod in Nederland is gerelateerd aan snelheid en wendbaarheid.
Tevens wordt er waarde gehecht aan de symmetrie tussen de afzonderlijke vaardigheid van beide benen. Een asymmetrie tussen de benen- van 2 jaar of meer - wordt met een negatieve score beoordeeld.
Bij 1 of 2 negatieve scores en een verschil van 1 of 2 jaar de helft van het verschil meegewogen.
Bijvoorbeeld: een kind van 8.0 jaar met een score van 6 jaar voor het linkerbeen en 8 jaar voor het rechterbeen heeft 1 negatieve score (links -2) en een verschil gelijk aan 1 of 2 jaar. De helft van het verschil wordt bij de score opgeteld (-1).
Deze berekening levert uiteindelijk een totaalscore van het (opgetelde) aantal maanden achterstand (of voorsprong) op.
Het aantal maanden achterstand geeft een richting aan zorgindicaties op een schaal van 1 t/m 4.
Tabel 2 berekening
De afkapwaarden voor de zorgindicaties worden weergegeven in de tabel.
De berekeningen voor de 4 S-en vaardigheden en voortvloeiende zorgindicaties zijn in augustus 2016 aangescherpt om een nog nauwkeuriger beeld te kunnen vormen over de motorische ontwikkeling van het kind en de groep. In deze berekening worden beiden benen en de achterstand in maanden meegewogen, waar dit voorheen gebeurde op basis van het meest vaardige been en achterstand in jaren. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoe de zorgindicaties van 2016-versie en de 2007-versie zich verhouden.
Er worden 4 zorgindicaties onderscheiden
Van lichte zorg (1) tot zware zorg (4).
Een zorgindicatie is ‘slechts’ een aanwijzing in het uiteindelijk toekennen van zorg. Bij het toekennen van zorg vormt de 4 S-en test (eventueel aangevuld met de 4 Angsten test) slechts een indicatie. De vraag of het kind gebaat is bij extra zorg.
Breng daarom de lastvraag in kaart met o.a. onderstaande vragen:
Inschrijven voor de nieuwsbrief